Tussen hemel en aarde
Honderd jaar geleden opende de Avus in Berlijn. De spectaculaire races over het razendsnelle traject zijn legendarisch, net als de steile bocht. Richard von Frankenberg, coureur en oprichter van Christophorus, was dol op het circuit dat hem bijna het leven had gekost. Zijn zoon vertelt.
Mijn vader was goed op de extreem snelle circuits en de Avus in Berlijn was daar een van. Avus staat voor Automobil-Verkehrs- und Übungsstraße, de verkeers- en oefenstraat. Het traject had twee lange rechte stukken van 8,2 kilometer en twee scherpe bochten. In 1921 ging het open, in 1937 werd de noordbocht omgebouwd tot een steile bocht van ruim twaalf meter hoog voor nog meer snelheid. Stel je voor: een straal van 184 meter, onder een hoek van 43 graden – met een wegdek van klinkers. De noordbocht was beroemd en berucht tegelijk, coureurs gingen er met 180 kilometer per uur doorheen. Fysiek was het zwaar: Juan Manuel Fangio klaagde over hoofdpijn, Wolfgang Graf Berghe von Trips kon wel kotsen en het hoofd van Hans Herrmann werd door de centrifugale kracht dusdanig naar beneden geduwd dat hij alleen nog maar zijn gaspedaal kon zien. En tussen de stenen groeide mos, zodat de noordbocht altijd een beetje vochtig was.
Mijn vader vond de Avus geweldig, juist omdat het zo uitdagend was. Hij leefde voor snelheid, niet alleen op het circuit. Ook in zijn werk ging hij graag voorop. In 1952 richtte hij als freelancer Christophorus op als “Tijdschrift voor de vrienden van het Huis Porsche”. Hij werkte jarenlang als hoofdredacteur. Fritz Huschke von Hanstein was in deze tijd hoofd public relations en raceleider. Van 1953 tot 1960 reed mijn vader als coureur voor het fabrieksteam van Porsche, en met Porsche klom hij vaak als klassewinnaar op het podium – ook in Le Mans en op de Nürburgring.
In 1954 werd de laatste race van de Duitse kampioenschappen op de Avus verreden. De noordbocht was niet alleen zwaar voor de coureurs, maar ook voor de banden. Bij de training in een Porsche 550 Spyder vloog het loopvlak van één van mijn vaders voorbanden eraf, midden in die hangende bocht bij een snelheid van 180 kilometer per uur, maar hij wist de wagen nog onder controle te houden. Voor de race zelf werden speciale banden gebruikt. Twintig ronden lang leverde mijn vader een nek-aan-nekrace met Hans Hermann, die ook in een 550 Spyder reed. In de allerlaatste ronde hield mijn vader het gaspedaal langer ingetrapt voordat hij afremde voor de zuidbocht, en dat leverde hem de winst op. Die race was in totaal 168 kilometer lang en hij reed gemiddeld 193,5 kilometer per uur.
“Die grote zwarte wolk kan ik me nog wel voor de geest halen.” Donald von Frankenberg
In 1955 moesten de wagens 249 kilometer afleggen. Bij de training had mijn vader slechts de derde plek op de grid weten te veroveren, in een 550 Spyder. Hij startte achter de Oost-Duitse EMW’s van Edgar Barth en Arthur Rosenhammer, maar hij ging er direct voorbij en bleef aan kop. Het was één van de beste races die mijn vader ooit heeft gereden. De hele tijd zaten drie EMW’s hem op de hielen. De uiteindelijke ranglijst spreekt voor zich: achter de winnaar drie auto’s van het Eisenacher Motorenwerk en pas op de vijfde plek nog een Porsche 550 Spyder.
Iedere racewagen van Porsche was toen nog handwerk tot op het allerlaatste schroefje, iedere wagen had zijn eigen specifieke karakter en kreeg ook een eigen koosnaam. De technische ontwerpers en monteurs noemden het prototype van de Porsche 645 Spyder de ‘Mickey Mouse’. Ze hadden het model in 1956 in bijzonder korte tijd ontwikkeld. De Mickey Mouse had een stalen space-framechassis met een verkorte wielbasis en spoorbreedte. Talrijke magnesiumlegeringen hielden de wagen licht. Magnesium is stevig, maar het ontbrandt bij 648 graden Celsius in felle vlammen met een enorme warmteontwikkeling, en is vervolgens nauwelijks te blussen.
De Mickey Mouse was beduidend lichter en ook aerodynamischer dan de 550 A Spyder. Met hetzelfde motorvermogen van 135 pk behaalde de wagen dan ook een hogere maximumsnelheid dan de 550: de Mickey Mouse klokte 260 kilometer per uur. Dat ging alleen wel ten koste van de rijeigenschappen. Zelfs op het rechte stuk was het lastig om hem onder controle te houden. Dat verklaart ook de koosnaam: de wagen bewoog zich als een muis op de vlucht voor een kat.
Hans Herrmann en Wolfgang Graf Berghe von Trips weigerden om de wagen te rijden voor het fabrieksteam van Porsche, maar mijn vader durfde het wel aan. Hij nam graag risico’s.
Ook in 1956 eindigden de Duitse kampioenschappen weer met een race op de Avus. Mijn vader had in 1955 het kampioenschap op zijn naam geschreven, dus hij startte als titelverdediger. Hij was één van de favorieten, samen met Hans Hermann, die in 1954 kampioen was geworden, en Graf Trips. Aan het einde van de eerste ronde reed mijn vader al op kop. Maar in de derde ronde week de wagen in de steile bocht plotseling af van de ideale lijn – en vloog met 180 kilometer per uur over de rand van de bocht, over de kop en achter de helling het rennerskwartier in. De klap en de grote zwarte rookwolk deden het ergste vermoeden. De tank van de Mickey Mouse was nog vol en de wagen stond in lichterlaaie.
Ik kan me geen beelden van het ongeluk herinneren, ik weet alleen nog hoe mijn moeder me aan mijn arm omhoog hees en van de tribune bij de start- en finishlijn naar de noordbocht rende. Die grote zwarte wolk kan ik me nog wel voor de geest halen. Het verlossende woord kwam uiteindelijk uit de luidsprekers: ze hadden mijn vader gevonden in de bosjes achter de bocht, bewusteloos maar nog wel in leven. Hij had geen gordel gedragen en was van de bestuurdersstoel gekatapulteerd toen de Mickey Mouse over de kop vloog. Het groen had een deel van de klap opgevangen. Het was een wonder dat hij het had overleefd. Hij lag vijf weken in het ziekenhuis in Berlijn, wekenlang op zijn buik. De weefsels in zijn rug waren zwaar beschadigd door de grote krachten die erop in hadden gewerkt toen hij uit de auto werd geslingerd. Ook had hij een hersenschudding door de zware klap, waardoor hij zich die derde ronde niet meer kon herinneren.
In december 1956 was hij genoeg hersteld om met een wandelstok naar het kerstfeest van Porsche te gaan. Nummer 23 van Christophorus kwam later uit dan gepland. Als hoofdredacteur vroeg hij zijn lezers in het voorwoord laconiek om “excuses voor de vertraging. Voordat we deze Christophorus konden afronden, moest ik de hersenschudding en de kneuzingen wat laten genezen. Daar hebt u vast begrip voor, nietwaar?” Typisch mijn vader.